Per vrachtboot naar Midden-Amerika

Caraibische Zee

Toen ik gisterenochtend wakker werd, dacht ik dat we stillagen. Ik voelde nauwelijks trillingen van de motor. Buiten was een spiegelgladde zee (niet echt natuurlijk) te zien. Maar er zat niet veel beweging in de boot. De stuurman vertelde dat we ruim de tijd hadden om naar Jamaica te varen. Vandaar dat we heel langzaam gingen. Er worden per haven venstertijden ingekocht om aan te meren. Eerder aankomen heeft geen zin.

De stuurman had radiocontact met een andere boot in de regio, maar die was niet te zien op de radar. Nadat allerlei vragen door de stuurman beantwoord waren, zoals onder welke vlag dit schip voer, hoeveel mensen aan boord waren, hoe de kapitein heette, wat voor soort boot het was, vroeg de stuurman tot welke autoriteit het schip behoorde dat al deze vragen stelde. Daarop kreeg hij echter geen antwoord meer. Hij vertelde daarna dat de navy (maar welke dan?) in staat was zichtbaarheid op het radarscherm uit te schakelen.

Ik zag nu eindelijk een boot onderweg. Op de radar kun je dan zien hoe die boot heet en als je ‘m op de radar aanklikt, kun je zelfs zien waar die naar toe gaat, wat voor soort boot het is, hoe lang die is, etc.

De Caraïbische zee, waar we nu in varen, behoort tot een ‘Protected area’, waar allerlei strenge regels gelden voor afval, afval van voedsel, bilgewater, luchtemissies, ballastwater, cargo, etc. Met stip bovenaan staat: geen plastic afval in welke vorm dan ook in het water dumpen. En ook geen andere vuilnis overboord zetten. Voedselafval alleen als het vermalen is. Veel van deze dingen worden automatisch aan boord geregistreerd. Zo kan bij controle gecheckt worden of het schip zich aan de regels houdt.

Na een beetje miezerachtige dag in Pointe à Pitre en een gedeeltelijk bewolkt Fort de France, was het vandaag dan echt een zonnige Caraïbische dag. We varen met een halfleeg schip. Er zijn veel containers van boord gehaald in Fort de France en er kwamen er maar weinig aan boord. Je kunt nu goed de constructie zien, een soort stalen net met ijzeren stellages, waartussen de containers komen te staan. Zelfs het ruim heb ik nu kunnen zien. Dat is behoorlijk diep. Qua hoogte moet je denken aan zes op elkaar gestapelde containers. Het ruim is nu wel weer afgedekt met grote platte dekken.

Fort de France, Martinique

Fort de France, de hoofdstad van Martinique, verschilt van dag en nacht met Pointe à Pitre, de hoofdstad van Guadeloupe. Fort de France is enorm, een grote stad, met snelwegen erlangs. Dat had ik helemaal niet verwacht. Waar Guadeloupe een nogal ingedutte indruk maakt, bruist Fort de France. Een groot verschil was ook dat ik in Guadeloupe nauwelijks restanten van een koloniale geschiedenis aantrof. Oude gebouwen uit de Franse tijd, ook al is het vergane glorie, dan nog bieden ze zicht op het verleden. Fort de France had daar genoeg voorbeelden van. Eén daarvan, de kathedraal, was zo vaak ingestort door een orkaan, aardbeving en branden (één keer door de Ruyter’s soldaten in brand gestoken) dat er nu een stalen skelet (bouw 1895) in de vorm van een kerktoren op het dak stond. Andere oude gebouwen waren o.a.: de bibliotheek van Schoelcher, het Hotel de Ville (deze keer wel wat ik ervan verwachtte, in Guadeloupe hadden ze ook een Hotel de Ville maar superlelijk, een stuk grijs beton), de prefectuur, een oud Hugenotenhuis en zo meer.

Ik was gisteren vergeten aan iemand aan boord te vragen hoe lang we er over zouden doen, van Pointe à Pitre, Guadeloupe, naar Fort de France, Martinique. Maar vanochtend, toen ik op een of andere manier door mijn wekker heen sliep, het was al over 7, lagen we al stil in de haven. Ik rende naar boven, naar de brug maar daar was niemand om iets aan te vragen. Toen ben ik gaan ontbijten. In de ontbijtruimte trof ik twee kadetten aan. Ik vroeg hen of ze vandaag van boord gingen. Ja, binnen vijf minuten vertrekken we, was hun antwoord. Ik heb mijn ontbijt laten staan. En onmiddellijk mijn spullen gepakt om van boord te kunnen gaan, dat betekent alles bij me hebben om het verlaten van de haven en het weer terugkomen in de haven mogelijk te maken. Dat blijft elke keer een dingetje. Geel veiligheidsvestje, een kopie van mijn paspoort, mijn pasje van CMA CGM (rank: Passenger). Nu hadden de cadetten een auto gehuurd en ik mocht meerijden naar de stad. Eerst bracht een shuttlebus ons naar een parkeerruimte buiten het afgesloten gedeelte van het haventerrein. Daar stond iemand met een huurauto. Of eigenlijk twee, want er stond er ook een voor een officier.

De kadetten zetten me af in het centrum en we spraken af dat ik daar aan het eind van de dag ook weer opgehaald zou worden. Zij gingen hun eigen gang en ik ook. Na de hele dag in het centrum van alles bekeken te hebben, helaas ben ik niet veel wijzer geworden over het fort, dat duidelijk zichtbaar aan de haven ligt, waar de stad zijn naam aan te danken heeft (het is nog steeds in gebruik door de Franse marine en niet toegankelijk), maar wel over Aimé Césaire, ben ik uiteindelijk met een paar officieren teruggereden. Straks meer daar over.

Over Aimé Césaire leerde ik veel vandaag. Het Hotel de Ville, dat inmiddels het Theater Aimé Césaire heet, heeft op de eerste verdieping een ruimte, zijn voormalig kantoor, als een soort museum ingericht ter nagedachtenis aan deze voor Martinique zo belangrijke man. En niet alleen voor Martinique, maar voor de hele zwarte bevolking. Hij was 56 jaar burgemeester van Fort de France en 40 jaar Deputy voor het Franse parlement in Martinique. Hij was verder dichter, schrijver en leraar. Hij deed twee heel belangrijke dingen: hij voer in 1946 een wet in die ervoor zorgde dat Martinique en de andere Franse koloniën, geen koloniën meer waren, maar Franse departementen. Zodat de bewoners dezelfde rechten kregen als de bewoners van Frankrijk. En hij introduceerde, samen met de Senegalees Senghor en de Frans Guyanees Damas, het begrip ‘Négritude’. Hij wilde niet dat de bewoners van de voormalige koloniën assimileerden in de Franse cultuur, maar dat hun eigen taal, cultuur en geschiedenis, en hun achtergrond als slaven van Afrikaanse herkomst, gewaardeerd en gerespecteerd werden.

Na dit lesje geschiedenis, een bezoek aan de markt, de oude Bibliothèque Schoelcher (van Victor Schoelcher, die als ondersecretaris van Koloniale Staten in 1848 de slavernij afschafte), en een wandeling door het oude centrum, met een lunch in een restaurantje, waar ik een mij eerst onbekende vis bestelde (de serveerster was zo aardig om me later foto’s te komen laten zien, het bleek vis uit een schelp te zijn, dat kende ik nog wel van lang geleden op Curaçao), besloot ik ’s middags een van de strandjes aan de overkant van het water op te zoeken.

Met de boot, een soort ferry, duurde dat hooguit een kwartiertje. Na een wandelingetje langs dat strand streek ik ergens bij een van de strandtentjes neer voor een kop koffie. Tot mijn stomme verbazing kwamen de drie kadetten daar later ook langs op weg naar een plekje op het strand. En toen ik net wilde afrekenen, kwamen er nog eens bekenden langs, twee officieren van de boot, hoe toevallig is dat allemaal? Om de kadetten aan het eind van de middag de rit naar de afgesproken plek te besparen, ben ik met de officieren mee terug gereden. Maar die hadden nog een missie. Ze wilden naar een rumstokerij om een paar flessen te kopen. Die bleek echter al gesloten. Uiteindelijk naar zo’n enorme supermarket gegaan, waar ze dat merk verkochten: ‘La Favorite’, volgens deze kenners de beste rum ter wereld. Niet gauw ergens anders te koop. Zelfs niet in Frankrijk. De officieren kunnen nu met hun voorraad heel wat feestjes houden.

Vanavond vertrek naar Kingston, Jamaica. Dat duurt zo’n vier dagen.


Pointe a Pitre

Alhoewel ik de wekker vroeg had gezet, om kwart over vier, want om half vijf zouden we aankomen in Pointe à Pitre, en dat wilde ik graag meemaken, was ik toch nog te laat. Blijkbaar was het laatste stuk snel gegaan. Ik had graag gezien dat de loods, de pilot, aan boord kwam om de weg te wijzen in de haven. Maar we waren al aan het aanmeren. De eerste kabels om het schip vast te leggen, lagen er al. Boven op het dek waren ook de twee andere gasten die zo, na het ontbijt, van boord zouden gaan. Ze hebben een auto gehuurd, blijven vier dagen op Guadeloupe en vliegen dan terug naar Frankrijk. Ze boden me aan om met hen mee te rijden, en me ergens af te zetten, maar het leek verstandiger om met de drie kadetten die echt wel van boord mochten, samen te gaan, zodat ik ook wist hoe ik weer terug moest komen naar de haven. Na na het ontbijt afscheid van hen genomen te hebben, vertrokken we. We moesten een eind lopen vanaf het schip. Er lag, tot mijn verrassing, ergens een shuttleboot te wachten om ons naar de andere kant van de haven te brengen. We gingen in het centrum aan land.

De drie kadetten zouden verderop naar het strand gaan en ik liep langs een kleine markt langs het water, waar onmiddellijk de Antilliaanse geuren en kleuren me overvielen. Groenten, kruiden, fruit. Papaja, kokosnoten, kleine banaantjes. Te koop aangeboden door vrouwen. Aan de andere kant van het water stonden mannen vis schoon te maken.

Vanaf de boot al had ik een bijzonder gebouw gezien. Daar ging ik naar toe. Het bleek een slavenmemorial te zijn, het Mémorial ACTe, oftewel (officieel): het Centre Caribeen d’Expressions et de Memoire de la Traite et de l‘Esclavage. Er was een tentoonstelling in het enorme gebouw: Le modèle noir. Met ondertitel: De Géricault à Picasso. Het kwam in me op dat ik daar ergens al eens over gelezen had. Maar ik moet bekennen dat ik nog nooit van Géricault gehoord had. Voor degenen die zijn naam ook niets zegt: hij leefde van 1791-1824. Hij werd hier gepresenteerd als de eerste schilder die zwarte mensen als gewone mensen schilderde, die ook een naam hadden. Hij behoorde tot een beweging die pleitte voor de afschaffing van de slaverij. Dat gebeurde al eens in 1794, maar Napoleon introduceerde de slavernij weer in 1802 in het Caribisch gebied, om te bouwen aan een machtig Frans rijk in Amerika. Uiteindelijk werd de slavernij definitief in 1848 in de Franse koloniën afgeschaft. In de Nederlandse koloniën moesten ze nog een paar jaar wachten voordat dat gebeurde.

Verder maakt Point à Pitre als stad, tenminste in het gedeelte waar ik ben geweest, een overwegend armoedige indruk. Als je, zoals ik vroeger wel eens deed, oude vervallen huizen wilde fotograferen, had je hier niet veel moeite hoeven doen om die te vinden, in alle stadia van vervallen, verwaarloosd, verlaten, ingestort en afgebrand.

Overigens ziet de haarmode voor donkere vrouwen er hier als volgt uit: het haar wordt superkort geknipt. Dan gaat er een kleurtje overheen, blauw, of paars, oranje, blond. Maar alleen bovenop, niet aan de zijkanten of achterkant.

Vanavond vertrekken we weer, naar Martinique.

Vals alarm

Vanmiddag ging het alarm, maar het was een vals alarm. De stuurman heeft een paar jaar geleden een brand aan boord meegemaakt, vertelde hij. Hij had wacht en om vijf uur ’s ochtends zag hij ineens vlammen uit een container komen, helemaal bij de voorplecht. De kapitein gebeld, die gaf brandalarm. Met z’n allen renden ze er met brandslangen op af, maar ze wisten niet wat er in de container zat en ze slaagden er niet in het vuur te blussen. Er moest een gat in de container gemaakt worden om een brandslang naar binnen te krijgen. Ondertussen was een naastgelegen container ook al aan het branden. Er bleek steenkool in de eerste container te zitten. In de tweede zaten meubelen en nog een derde, die daarboven stond en ook vlamvatte, bevatte noodles. Uiteindelijk lukte het om het vuur meester te worden en waren er vier containers beschadigd. Ondertussen ging er weer een alarm af omdat er veel bluswater in het ruim was komen te staan. Dat moest weggepompt worden. Van ’s morgens vroeg tot tien uur ‘s avonds waren ze vanwege de brand aan het werk geweest.

Vandaag in het zwembad geweest. Klein, maar heel aangenaam om, na het sporten in de gymruimte, in het water een beetje af te koelen.

Verder worden er voorbereidingen getroffen voor onze aankomst morgenochtend in de haven van Guadeloupe, Pointe a Pitre. We komen, als het goed is, aan om 04.30 uur. De andere gasten zullen na het ontbijt van boord vertrekken. Er komen geen andere gasten aan boord. Dat betekent dat ik nog de enige gast ben. De hele verdieping (F) met alle gastenhutten staat dan verder leeg.

En ik ben aan het onderzoeken hoe ik morgenochtend naar Pointe a Pitre kom en vooral hoe ik aan het eind van de dag weer terugkom. Ik heb geen verbinding met mijn telefoon. Dat maakt het lastig om contact te leggen met een taxi. Overigens kan niet elke taxi de haven binnenrijden. Dat moeten speciale taxi’s zijn die een pasje hebben om het terrein op te rijden.

Zondag

Zondag, een kalme zee, een kalme dag. De zon scheen, ik had buiten in de zon zitten lezen. Ik kwam de kapitein tegen in het trappenhuis, hij nodigde me weer uit voor een aperitief, samen met de andere gasten en de officieren, maar nu voor de zondagse lunch. Zondags hebben de Fransen vrij. De Franse officieren en kadetten komen de een na de ander binnenlopen voor een drankje in de officierslounge. Ik probeer met de kadetten af te spreken dat ik met hen mee kan rijden als ze overmorgen op Guadeloupe aan wal gaan. We schijnen er ’s morgens vroeg aan te komen en er de hele dag te blijven. Ze zeggen dat ze nog niet weten of ze van boord kunnen.

Een van de officieren vertelde dat hij het moeilijk had momenteel: zijn schoonvader lag op sterven. Zijn vrouw was naar haar ouders toegegaan. Hij kon, nu hij aan boord was, geen afscheid nemen en zijn vrouw niet steunen. ‘Maar dat is het leven van een zeeman’, zei hij berustend. ‘En van een zeemansvrouw’, voegde hij eraan toe.

Alleen de Filipijnen werken op zondag. De gangen schoonmaken, iets schilderen, iets bijwerken, er loopt er altijd één wacht op de brug, vier uur achter elkaar, tot ‘ie wordt afgelost door de volgende. Eigenlijk al vanaf Montoir is er in de verre omtrek geen ander schip te zien, zelfs niet op de radar. Als we naar Panama gaan is het wel druk op de vaarroute, wordt gezegd.

Er werd verteld dat ’s middags het zwembad gevuld zou worden. Dat gebeurde ook. Er werd zeewater opgepompt. De temperatuur van het water is 28o. Morgen ga ik er ook eens gebruik van maken. Lijkt me heerlijk.

Vanavond, na het eten, naar buiten op het dek naar de sterren gekeken. Binnen, op de brug, met alle ramen, is dan helemaal geen verlichting aan, zodat het buiten ook donker blijft. Er is een gedeelte op de brug waar allerlei printers staan, die met enige regelmatig papier bedrukken, waar wel lampen branden, maar dat gedeelte wordt ’s avonds met gordijnen afgeschermd, om het zo donker mogelijk te maken. En zo zie je een sterrenhemel barstensvol sterren. Zo veel zie je bijna nooit meer. Ongelooflijk veel.

Jammer genoeg lukt het niet altijd om foto’s te uploaden. De internetverbinding is zo traag of zo slecht dat het niet vaak lukt. Ik probeer het steeds weer, maar helaas. En er zijn zo veel mooie foto’s.

De machinekamer

De storm doorstaan. Na een lichte maaltijd ‘s avonds, een salade en wat yoghurt, heb ik mijn bed opgezocht, ik dacht dat ik de halve nacht wakker zou liggen, maar dat viel erg mee. Ik ben niet ziek geworden. Gisteren mochten we niet naar buiten, en dan duurt een dag lang als je alleen maar kunt bewegen tussen hut, brug, mess en lounge. Ik houd me vast aan leuningen en alles wat vast zit. Als je een grote ruimte wilt oversteken, en de boot komt dan net aan een kant omhoog, lijkt het net alsof je tegen een flinke windvlaag aanloopt. Buiten was er afwisselend regen, zon, regen, zon en soms allebei tegelijk, met regenboog. Maar vandaag is het leven aan boord weer normaal. De wind is gaan liggen. Na mijn (bijna) dagelijkse wandeling over de boot kon ik vanochtend in een korte broek buiten op het dek verder lezen in mijn boek. De zon is lekker warm.

Inmiddels heb ik een bezoek gebracht aan de machinekamer. Hoewel ik wel wat gewend ben, technische ruimten in tunnels, sluiscomplexen en brugkelders, dit sloeg echt alles. Wat een ontzettend grote hoeveelheid machines was daar te zien. Echt ongelooflijk: een drie verdiepingen hoge motor die alsmaar moet blijven draaien. Hij verbruikt 60 ton olie per dag. Machines voor alles: voor verhitten, koelen, smeren, doseren, schoonmaken, meten, filteren, ventileren, etc. Dagelijks zijn daar 9 mensen aan het werk. Het is er bloedheet. Tot mijn verbazing was het er schoon en licht en de machines waren overwegend in een lichtgroene kleur geschilderd. Het groen in combinatie met iets glinsterend aluminiumfolie-achtig deed op een bepaalde plek wel aan een cadeauwinkel met Kerstmis denken.

De tijd verschuift steeds. We hebben nu al 5 keer de klok een uur achteruitgezet. Het is tegenwoordig licht als ik opsta om kwart voor zeven.

Weer en wind

Gisteren kreeg ik van de kapitein uitleg over de manier waarop de koers wordt bepaald. Ze zijn vooral afhankelijk van de weersvoorspelling. Die krijgen ze vier keer per dag, elke keer voor de volgende negen dagen. Daarmee zien ze uit welke hoek de wind waait, hoe de stromen op zee lopen en hoe diep de golven zijn. Met alle parameters die ze verder hebben over het gewicht van het schip, de stabiliteit en balans, met vracht, mensen, olie, water en voorraad, bepalen ze de koers en de snelheid. Allereerst zou je verwachten dat je de kortste lijn neemt tussen twee punten, maar omdat de aarde rond is, wordt dat een curve. Je hebt een standaard curve om de Atlantische oceaan over te steken en dat is meestal boven langs, maar als je, zoals nu, zo weinig mogelijk last wilt hebben van de storm, is de beslissing genomen een zuidelijker route te nemen. Zeker omdat de storm naar het noorden beweegt. We maken nu waarschijnlijk alleen nog maar het onderste staartje mee.

Het is zeker ook een economische afweging. Als je tegen de wind in gaat, maak je meer kosten, je verliest tijd (je komt niet zo snel vooruit), en het kost meer olie. Ook heb je bij slecht weer te maken met slecht slapende crewleden, ze moeten meer in de gaten houden, alles moet vastgesjord worden, en er komt meer water op en in het schip, dat moet ook weer weggepompt worden. Een computerprogramma bewerkt alle gegevens. Bijvoorbeeld hoe diep de golven worden. Bovendien wordt gekeken hóe de golven rollen. Je wilt niet tegen de golven in varen, het liefst heb je ze mee. Er is een woord voor: synchronic rolling. Als dat niet lukt, dan heb je toch liever de golven tegen de zijkant. Je kunt natuurlijk ook snelheid verminderen of vermeerderen om zo’n wind (het is al geen storm meer) als ons te wachten staat, te vermijden. De harde wind begint vanavond op te steken en duurt zo’n anderhalve dag, is de verwachting. We moeten vanavond wel alle losse spullen opbergen, alle kasten op slot doen, zodat ze niet openklappen en alle lades op slot zodat ze niet openschuiven.

Een van de Filipijnen vertelde dat alle Filipijnen steeds een contract krijgen voor een half jaar, en als ze dan een poosje niet werken, krijgen ze niet doorbetaald, terwijl dat bij de Fransen wel het geval is. Ook al hebben ze deels dezelfde functies. Het verschil zit ‘m erin dat de Fransen in dienst zijn van CMA CGM en de Filipijnen niet. Er zijn heel veel zeevaartscholen in de Filipijnen en de grote zeevaartbedrijven gaan daar ook bewust mensen recruteren. Als je zeeman bent, ben je ook iemand in de Filipijnen. Dan heb je het gemaakt. Het geeft zekerheid, aanzien en geld. Maar als je het wilt maken, moet je proberen op te klimmen op de ladder van al die functies, 4e, 3e, 2e engineer, chief engineer, officer, en dat kan alleen met extra opleidingen of cursussen, die je als Filipijn wel zelf moet betalen. Die opleidingen kun je alleen doen als je daar in de Filipijnen bent, en dan heb je die tijd dus geen inkomen. Wat een waardeloos systeem.

De zee verandert in de middag langzamerhand van kleur. De golven krijgen witte schuimkoppen en worden dieper. De apparaten in de gym staan tegen de muur geschoven en zijn met touwen aan de muur vastgesnoerd. Niet veel beweging voor mij dus, dat doet het schip wel. Bij het diner ’s avonds biedt de steward pillen aan tegen zeeziekte. Arlette verschijnt al niet meer bij het eten en ligt met zo’n pil in bed. Ik kijk het even aan.

Een aperitief

Het was een dag waarop het schip geschilderd werd, dingen in het vet gezet, een kabel hersteld moest worden. Iedereen was wel ergens bezig op het schip. Hoewel er vandaag wat meer wind was, was de zee nog steeds redelijk kalm en de zon scheen. Arlette, een van de twee andere gasten en de andere vrouw aan boord, en ik zaten op het open zijdek in de zon, een beetje te kletsen en te lezen. Zij, en haar zoon, wonen in Frankrijk tegen de Alpen aan, zo’n 150 kilometer van de Italiaanse grens vandaan. Hun Engels is redelijk, zij werkte bij een toeristische organisatie. Haar zoon loopt de hele dag rond op het schip, met iedereen te praten, in het Frans gaat dat toch gemakkelijker, met de Franssprekenden dan. En ik krijg dan van hen weer van alles te horen.

Ik heb zo langzamerhand een routine, ik loop 1 keer per dag het schip rond, ga elke dag naar de fitnessruimte om op de drie apparaten die daar staan wat calorieën kwijt te raken. Op de loopband gaat dat het snelst, maar tijd heb ik natuurlijk meer dan genoeg. Verder kijk ik een van de van Netflix gedownloade films. Tenslotte lees ik veel, of buiten op het dek of in de lounge voor gasten. Daar is vooral ’s middags een prettige sfeer, het is licht, de zon valt erbinnen en ik kan theezetten. Ik ben altijd de enige persoon daar. Ik zet muziek op, een van mijn afspeellijsten op mijn mobiel, met een beperkt volume.

Er was vandaag een aperitief, voor het diner, voor de crewleden en de gasten. We kregen champagne en de gasten moesten met de kapitein die ‘Master’ genoemd wordt op de foto. Die foto krijgen we nog toegestuurd. We waren in de lounge voor de officieren, daar was ik nog niet eerder geweest. Er is een bar, waarachter een o.a. met alcohol, zoals wodka, gevulde koelkast staat. De kok had zelf hapjes gemaakt. De storm die ons over een paar dagen te wachten staat, was het gespreksonderwerp. Eerst zouden we de storm voor kunnen blijven door snel te varen. Maar nu lijkt die gelijk met ons op te trekken. Ze hebben het erover dat we wel vijf meter hoge golven kunnen verwachten. Ik weet niet of je dan nog slapen kunt. Of lezen.